Alsof iemand geslapen heeft. De bleke gezichten met veelbetekenende blikken melden zich stuk voor stuk in de lobby van het hotel. Het is ‘the talk of the town’: details van de nacht, tot op de minuut. Hoe laat wakker, hoe lang, en hoe vaak en op welk tijdstip het toilet is bezocht.
Het ontbijt bestaat uit koffie op zijn Amerikaans (= een halve emmer), wit brood met jam, een banaan en yoghurt. Dan klinkt de stem van reisbegeleidster Annemieke: “De bus is er, mag ik jullie verzoeken naar buiten te gaan.” Warm aangekleed schuifelen we naar de bus. De een stil, de ander wat drukker. Op naar Staten Island waar de ‘drop off’ voor de renners is.
De bus blijft maar rijden. Ik zit naast Peter Vorrink en daar waar ik implodeer, explodeert hij. Ik geef weinig feedback, maar Peter blijft even enthousiast. Hij roept op een gegeven moment bevlogen: “Wauw moet je zien wat een eind”, en dat is het moment dat bij mij het licht uitgaat. Bril op, muts op, sjaal om; ik ben er even niet. Rob Baggerman doet nog een poging: “Hoe gaat ie, Kraay?”. Ik kan nog net: “Goed hoor”, piepen. Ik kijk op de Verrazano-Narrows Bridge schuin over mijn schouder en zie ver, heel ver weg, de skyline van Manhattan, waar de finish is.

Verdraai ik ook nog mijn nek. Arno Doornekamp neemt de bewuste spier even onderhanden en dat helpt gelukkig. Wat een opluchting.
Rob komt triomfantelijk aan met een slaapzak die hij ‘scoorde’ van een eerdere starter. Hij ligt er lekker in, tot wij beginnen over de bedbugs-plaag die ook New York teistert.
Bert van Pelt loopt er ook gezellig bij in zijn trainingspak uit 1970 van Hummel (dat merk is toch al jaren failliet?). Door de ‘oversized’ mode van die tijd hangen de schouders van zijn jack bij zijn elleboog, wat Alex de vraag ontlokt: “Hé Bert, was je toen groter?”
Genoeg gelachen. Marko, onze fysieke en mental coach en nu belangrijker dan ooit, komt iedereen even een goede race wensen. De een krijgt een zoen, de ander een high five, al naar gelang de emotionele staat van de renner, maar met iedereen is even fysiek contact. Dat stelt gerust, hoe gek het ook klinkt. Ik meen te zien dat Gilbert het even te kwaad lijkt te hebben, maar ik kan ernaast zitten.

We schuifelen naar de start en de adrenaline giert door mijn lijf. Ik voel het en heb zelfs het gevoel dat ik het inadem. Is dit het echt? Is het nu zover? Voor ik één stap heb gerend, zit ik al in zone drie. Voor mijn rust, doe ik mijn oordopjes in, waar mijn i-Pod de eerste klanken van ‘Born to Run’ van Bruce Springsteen door laat komen. Zo kom ik lekker in mijn eigen flow. Links van mij staat een Aziatische jongen. Heel rustig, handen gevouwen, kin op de borst, uiterlijk lijkt hij volkomen ontspannen. Ik glimlach naar hem en imiteer hem in de hoop dat mijn hartslag wat dimt. Arno plakt een neusvleugeltje op en roept: “Het helpt echt!” Sophie pakt me nog eens stevig vast.
Dan toch even m’n i-Pod uit, want hoor ik…? Ja, daar is ie… snoeihard: Start spreading the news. I’m leaving today. I want to be a part of it, NEW YORK, NEW YORK.
Nico van Ricoh
Goed verhaal Kraay!!!! Het was fantastisch!
BeantwoordenVerwijderenBye Thomas
Je blijft nagenieten. Ook al doen me knieën zeer wha wha
BeantwoordenVerwijderenIk ga zeker kijken. Top om erbij te zijn.
Wij zijn hartstikke trots op je!!
BeantwoordenVerwijderenEd & HP